Revelation of John 5

Het boek

Op 5:1. In dit nieuwe hoofdstuk wordt je oog gericht op “een boek” dat is “op de rechterhand van Hem Die op de troon zat”. In de vorige verzen heb je gezien dat alle macht in handen ligt van de Heer Jezus. In het tafereel dat je nu ziet, wordt voorgesteld op welke wijze de Heer Jezus de macht in handen neemt. Hij heeft de macht al sinds Zijn werk op het kruis (Mt 28:18), maar hier is het moment dat Hij Zijn macht openlijk aanvaardt. Het is een indrukwekkend moment.

Het boek is een boekrol. Normaal wordt een boekrol alleen “van binnen” beschreven, maar deze is ook “van achteren”, of van buiten, beschreven. Hij is volledig beschreven, zonder ruimte om er iets aan toe te voegen. Er is ook niets aan toe te voegen, want het boek bevat de eigendomsrechten van Christus (vgl. Jr 32:6-16; Lv 25:23-25). Uit dit boek blijkt dat Hij gemachtigd is om de oordelen uit te voeren die nodig zijn om de aarde te reinigen en vervolgens de raadsbesluiten van God ten aanzien van de schepping te vervullen.

De oordelen staan beschreven in Openbaring 6-19. In de hoofdstukken daarna volgt de voleinding van al Gods plannen met zegen voor zowel de oude als de nieuwe schepping. Dat dit allemaal is vastgelegd in een boek, wil zeggen dat het onveranderlijk vastligt en controleerbaar wordt uitgevoerd zoals beschreven staat. Het boek bevat de geschiedenis van de toekomst. Alleen God kan vooruit geschiedenis schrijven.

Het boek is “met zeven zegels verzegeld”. Dat betekent, dat om het boek te openen de zegels eerst moeten worden verbroken. De eerste handelingen met betrekking tot de oordelen zie je dan ook als in Openbaring 6 de zegels een voor een worden verbroken.

Op 5:2. Maar eerst komt de vraag op wie het waard is om het boek te openen en de zegels ervan te verbreken. Deze vraag komt uit de mond van “een sterke engel” en schalt door het heelal, door de hemel en over de aarde. Het is de vraag wie de eigenaar is van de daarin beschreven erfenis, dat is de schepping. Tevens is de vraag wie het recht van lossing van de erfenis heeft. Die vraag moet worden beantwoord omdat de erfenis door de schuld van de mens in handen van een onrechtmatige eigenaar, de duivel, is terechtgekomen.

Een sterke engel stelt de vraag, maar hij is zelf niet het antwoord op de vraag, hoe machtig hij ook is. Het moet iemand zijn die het waard is en die het kan, die de macht heeft. Het gaat bij het recht op de erfenis om de persoonlijke waardigheid van de erfgenaam en om zijn persoonlijke macht tot het uitvoeren van de inhoud ervan. Hij Die aan beide voorwaarden – waardigheid en macht – voldoet, is de Zoon des mensen (Jh 5:27).

Op 5:3. De stem van de engel wordt overal gehoord, maar nergens komt een antwoord vandaan:

1. niet uit “de hemel”, de woonplaats van de uitverkoren engelen;

2. niet van “de aarde”, de woonplaats van mensen;

3. niet van “onder de aarde”, de verblijfplaats van andere intelligente wezens.

Het heelal, in alle onderdelen ervan (vgl. Fp 2:10), bevat niet één wezen dat zich met het boek kan bezighouden. Niemand is in staat dat te doen, niemand heeft de geschikte bekwaamheid (Ps 49:8).

Op 5:4. Als Johannes ziet dat er geen reactie op de vraag van de engel komt, barst hij in tranen uit en huilt intens. Hij huilt, niet omdat hij zich heeft verheugd op de oordelen, maar die nu niet doorgaan, zoals eens Jona daarover ontstemd was (Jn 4:1). Nee, hij huilt omdat hij de gedachte niet kan verdragen dat het kwaad eeuwig zal regeren en niet zal worden gestraft.

Talloze mensen hebben getracht het boek te openen en de tijd van zegen te doen aanbreken. Dit is nog steeds de inspanning van de mens. Maar de mens is zelf onderdeel van het kwaad en daardoor volkomen ongeschikt en ook niet in staat, onvermogend, om op een God welgevallige wijze met het kwaad af te rekenen. Is er dan werkelijk niemand die dat kan? Ja, er is een Mens Die aan al Gods heilige eisen met betrekking tot het kwaad voldoet.

Op 5:5. Johannes huilt wel hevig, maar niet lang. Een oudste – een verheerlijkte gelovige die inzicht heeft in de wegen en de raadsbesluiten van God – zegt tegen hem dat hij niet hoeft te huilen. Er is namelijk Iemand Die het boek en zijn zeven zegels kan openen. Het is “de Leeuw uit de stam van Juda” over wie Jakob heeft geprofeteerd (Gn 49:9-11). Als de Leeuw is Hij de Heerser. Hij is ook “de Wortel van David”. Hij behoort tot het koninklijk geslacht, Hij is de ware Zoon van David en heeft het wettig recht om te heersen. Het is niemand anders dan de Heer Jezus.

Zijn waardigheid en recht heeft Hij gekregen door Zijn overwinning op het kruis. Daar heeft Hij het eigendomsrecht op de schepping terug verkregen. Daar heeft Hij de satan, die door list en sluwheid wederrechtelijk bezit van de schepping heeft genomen, de kop vermorzeld. Hij heeft de volle losprijs betaald en de hele schepping voor God teruggekocht. Hij heeft het recht de zegels te openen, dat is het recht van lossing van de aarde, om haar van alle onrecht te reinigen. Hij heeft overwonnen op het kruis en zal die overwinning gestalte geven in alles wat Hij doet.

Lees nog eens Openbaring 5:1-5.

Verwerking: Heb jij wel eens het gevoel dat het kwaad de overhand heeft en dat het lijkt alsof dat nooit zal veranderen? Wanneer is dat? Wat doe je dan?

Het Lam

Op 5:6. Johannes heeft te horen gekregen dat de Leeuw uit de stam van Juda heeft overwonnen en recht heeft op de schepping. Je kunt je voorstellen dat hij meent nu de indrukwekkende gestalte van de koning van de dieren te zien te krijgen. Maar wat ziet hij? Een Lam, of, zoals er letterlijk staat, een Lammetje, een woord dat bijna dertig keer in Openbaring voorkomt. Het verkleinwoord laat de nietigheid des te sterker voelen. Het is volkomen weerloos, er straalt niets van kracht af, integendeel, er is nauwelijks iets dat zwakker is. En dit beeld van zwakheid wordt nog versterkt als je ziet dat het Lam daar staat “als geslacht”.

Hier zie je op welke manier de Heer Jezus heeft overwonnen, namelijk door geslacht te worden. Het Lam staat daar als een dier dat zojuist de keel is doorgesneden. Dat wil zeggen dat de herinnering aan Golgotha in de hemel bewaard blijft. Maar de Heer Jezus is niet meer aan het kruis of in het graf, Hij is “in [het] midden van de troon” van God, dat wil zeggen in de heerlijkheid. Het werk is volbracht! Tegelijk lees je dat het Lam ‘staat’. Dat wijst erop dat Hij klaar staat om in actie te komen. De tijd van zitten is voorbij (Op 3:21; Ps 110:1).

Het Lam staat in het “midden”. Hij is het middelpunt “van de troon en van de vier levende wezens en … van de oudsten”. Alles wat met regering en inzicht te maken heeft, vindt zijn centrum in Hem. Hij bestuurt en handelt. Dat doet Hij als Lam, maar niet als een weerloos Lam. Hij heeft “zeven horens”. ‘Horens’ spreken van kracht (1Sm 2:10; Lk 1:69), hier vooral van koninklijke kracht. ‘Zeven’ horens wil zeggen volmaakte en absolute kracht.

Christus is echter niet alleen almachtig, Hij is ook alwetend. Hij heeft volmaakt inzicht in alle dingen die op aarde gebeuren. Daarvan spreken de “zeven ogen” als een voorstelling van “de zeven Geesten van God”. Hier symboliseert het getal ‘zeven’ weer de volkomenheid van de Geest door Wie Hij werkt (Js 11:2). Deze zeven Geesten worden “uitgezonden over de hele aarde”. Dit symboliseert dat Hij alomtegenwoordig is. Hij neemt volmaakt kennis van alles wat er gebeurt. Niets ontgaat Zijn alziende ogen (2Kr 16:9; Zc 3:9; Zc 4:10).

Op 5:7. Dan loopt het Lam naar de troon. Voor Johannes en allen die op dit moment in de hemel aanwezig zijn, moet dit een buitengewoon indrukwekkend moment zijn. Wat nu in de hemel plaatsvindt, is een unieke gebeurtenis. Iedereen zal ademloos toezien. Het Lam komt en neemt het boek uit de rechterhand van Hem Die op de troon zit. Nu heeft Hij het boek in handen. Zonder dat er een woord wordt gewisseld, heeft het eens geslachte Lam van Hem Die op de troon zit, de drie-enige God, het volle recht gekregen om het ontvreemde bezit weer terug te nemen.

De handeling is even kalm als groots en verheven, vol majesteit. De beschrijving is zonder enige menselijke toevoeging in taal of handeling die alleen maar afbreuk zou kunnen doen aan dit ongeëvenaarde moment. Je moet gewoon even tijd nemen om wat hier gebeurt op je te laten inwerken.

Op 5:8. De tijd van wachten is voorbij, de tijd om te handelen is aangebroken. De spanning is gebroken. Nadat het Lam het boek heeft genomen, komt de hemel in beweging om het Lam te aanbidden. De hemel is zich bewust van het enorme belang van het nemen van het boek. Het betekent dat het oordeel over de wereld aanstaande is en de toekomende eeuw op het punt staat aan te breken.

Zowel de vertegenwoordigers van Gods regering – de vier levende wezens – als de vertegenwoordigers van alle gelovigen die in de hemel zijn, geven uiting aan hun bewondering voor het Lam. Hij is het waard en Hij heeft de macht om alles te doen wat nodig is om Gods plan tot het einde toe volmaakt uit te voeren. Voor het uiting geven aan hun bewondering hebben ze allemaal “een harp”. De harp is een instrument van lofprijzing en aanbidding en wordt vaak genoemd met het oog op het duizendjarig vrederijk (Ps 33:2; Ps 43:4; Ps 150:3).

Behalve een harp hebben ze ook allemaal “gouden schalen vol reukwerken”. De betekenis van de reukwerken staat erachter. Het zijn “de gebeden van de heiligen” (vgl. Ps 141:2). Behalve aanbidders zijn ze ook voorbidders ten behoeve van de gelovigen die in die tijd op aarde zijn. Zij die in de hemel zijn, weten zich verbonden met hen die op aarde in nood zijn. Zij kennen die nood uit eigen ervaring. Mogelijk bevatten deze schalen ook de gebeden van alle heiligen die door de eeuwen heen zijn opgezonden. Toen zijn velen niet uit hun nood gered en als martelaars gestorven, maar nu zullen die gebeden hun verhoring krijgen. Geen enkel gebed dat ooit in oprechtheid door een gelovige is opgezonden tot God, zal onbeantwoord blijven.

Op 5:9. Deze aanbidders en voorbidders zijn zelf niet meer in nood en lijden. Voor hen is de tijd om te zingen aangebroken. “Zij zingen een nieuw lied.” Het is een lied dat de aarde nog niet heeft gekend, Mozes niet (vgl. Op 15:3), en ook David niet, die toch ook van een ‘nieuw lied’ spreekt (Ps 33:3; Ps 96:1). Alleen zij die door het bloed van het Lam zijn gekocht, kunnen het zingen.

Toen de verlosten op aarde waren, zongen ze liederen van bevrijding, liederen die vooruitzagen naar de tijd van overwinning en de regering van de heerlijkheid. Dat waren liederen van hoop. Als het boek genomen en geopend is, zullen de liederen veranderen in liederen van overwinning en het vieren van de vrede die aanbreekt. Bovenal zullen ze Hem bezingen Die alles heeft bewerkt.

In dit nieuwe lied geven ze antwoord op de vraag die in Op 5:2 door de sterke engel is gesteld. Ze zingen het Lam toe: “U bent waard het boek te nemen en zijn zegels te openen.” Hij is de inhoud van het lied en niet de gelovige of wat deze heeft ontvangen. Ze bezingen ook waarom Hij het waard is: het grote werk van verlossing en verzoening dat Hij tot stand heeft gebracht in het offer van Zichzelf. Hij is geslacht. Daardoor vloeide Zijn bloed als de koopprijs. Op die manier heeft Hij gekocht, en wel “voor God”.

De gekochten komen uit alle geledingen van de wereldbevolking. Het is niet alleen de gemeente (Mt 13:44), maar het zijn alle gelovigen uit alle tijden. Hij is de ware Losser uit het Oude Testament, de ware Boaz. Hij heeft ook niet alleen de gelovigen gekocht. De gelovigen heeft Hij als een speciaal eigendom verworven (1Ko 6:20). Maar Hij heeft de hele aarde gekocht, inclusief de ongelovigen (2Pt 2:1; vgl. Jh 17:2; vgl. Mt 13:38; 44).

Op 5:10. De oudsten prijzen God niet voor wat ze zelf zijn, maar voor wat Hij van de gelovigen, de vrijgekochten op aarde, heeft gemaakt. Daarom spreken ze in hun lied over “hen”. Dat zijn zij wel zelf, maar ze willen niet zichzelf als onderwerp van het nieuwe lied naar voren brengen. Het gaat hun om de Heer Jezus. Alle licht moet op Hem vallen.

Hij heeft ervoor gezorgd dat ze een “koninkrijk” en “priesters” geworden zijn. Wat een geweldige verandering voor mensen die eens slaven van de zonde en aanbidders van de satan waren. Zij zijn nu ‘een koninkrijk’, een gebied waar de Heer Jezus het volle gezag heeft. Daarin mogen ze Hem dienen. Als onderdanen in dat koninkrijk bevinden ze zich nu al onder Zijn gezegende heerschappij, een heerschappij die binnenkort op aarde zal worden gevestigd.

Ook zijn ze als priesters van God in Zijn tegenwoordigheid om Hem te aanbidden. Daarmee is de mens ten diepste gekomen tot het doel dat God met hem had (Mt 4:10).

Als een extra gunstbewijs mogen ze ook, samen met de Heer Jezus, “over de aarde regeren”. Ze krijgen een bestuursfunctie op de aarde waar ze eens zijn vervolgd en veracht. Nu krijgen ze een positie van heerschappij om er zegen te verspreiden (1Ko 6:2-3).

Op 5:11. Johannes ziet en hoort dat anderen zich in de lofprijzing mengen. Het is een stem van een enorm groot aantal engelen. De getallen die worden genoemd, geven aan dat het om ontelbaar miljoenen engelen gaat. Zij vormen een kring rondom de troon en de levende wezens en de oudsten, in het midden waarvan het Lam staat (Op 5:6). De engelen hebben persoonlijk geen deel aan de verlossing. Daarom staan zij op grotere afstand van het Lam. Maar er is bij hen wel grote bewondering voor Hem Die het werk van de verlossing heeft volbracht.

Op 5:12. Ook de engelen prijzen Hem als het Lam Dat geslacht is. Zij zien de uitwerking ervan en weten dat de oorzaak daarvan ligt in Hem en Zijn werk. Alles wat zij noemen, is door de eeuwen heen steeds gebruikt door de mens om zichzelf groot te maken. Nu komt de tijd dat het allemaal door de ware Mens zal worden ingezet om God groot te maken. Hij bezit het allemaal, maar zal het door Zijn handelen zichtbaar maken. En alles wat van Hem zichtbaar wordt, ontlokt aan ieder die het ziet, uitroepen van bewondering.

1. Het begint met “kracht”. De kracht die de mens heeft gebruikt om zijn weg op aarde te verderven, wordt door Hem in oordeel en daarna in zegen gebruikt.

2. Alle “rijkdom” van het universum is van Hem en zal niet meer misbruikt worden, maar Hem in Zijn veelzijdige schittering tonen.

3. Hij is de “wijsheid” en zal die zichtbaar maken in al Zijn wegen en werken.

4. Hij bezit de “sterkte” die Hem in staat stelt om uit te voeren wat Hij besloten heeft om te doen.

5. Hij is alle “eer” waard en die zal Hem openlijk verleend worden.

6. Alles wat van Hem zichtbaar wordt, is louter “heerlijkheid”, glorie en luister.

7. “Lof” komt Hem toe, Die eens zo verguisd werd.

Op 5:13. De kring van lofprijzers breidt zich nog verder uit. De hele schepping, al het geschapene, verblijdt zich in God en het Lam. Dan is de vloek van de schepping weggenomen. Deze lofprijzing zal nooit eindigen.

Op 5:14. De uitvoerders van Gods oordeel stemmen in met de lofprijzing. Het enige wat de oudsten overblijft, is zonder woorden neervallen en aanbidden.

Lees nog eens Openbaring 5:6-14.

Verwerking: Zeg tegen het Lam wat er in je hart aan bewondering is voor Hem.

Copyright information for DutKingComments